Fragment: 'Bijbelse dieren vertellen geen fabeltjes'

In mijn hanige hoofd vormde zich langzaam een plannetje. Niemand had gezien dat Kareltje, die voortkwam uit de zesde leg van Salome, door mijn onoplettendheid verdronken was. Niemand wist het en niemand zou het ooit te weten komen.
Moosje de poes was een voor de hand liggend slachtoffer om de schuld te krijgen. Ik beweerde bij hoog en laag dat ik haar in de ren had gezien en deed het met zo'n overtuiging dat Moosje bij voorbaat kansloos was.
Wie twijfelt er nu aan de oprechtheid van een haan?
Deze vlek op mijn blazoen was er misschien de reden voor dat ik door mijn eigenaar naar de binnenplaats werd gestuurd. Had hij misschien de ware toedracht van het sterven van Kareltje gezien?
Mijn opdracht was vrij simpel. Ik hoefde alleen maar naar de binnenplaats te lopen en te kraaien, daarna kon ik weer terug naar mijn hok. Op zich een eitje voor mij. Waar ik echter moeite mee had, was het tijdstip waarop ik moest kraaien. Ik begreep ook niet waarom de haan van de buren niet voor mij in de plaats kon gaan. Die hoorde ik 's avonds regelmatig nog laat rondscharrelen. Ikzelf ging altijd met de kippen op stok.
Met tegenzin in mijn lijf ben ik 's avonds laat naar de binnenplaats gegaan en heb gekraaid. Ik stond finaal voor gek. Welke haan kraaide er nu op dit tijdstip? Ik had nog geluk dat de meeste mensen geen aandacht aan mij schonken en te druk waren met het luisteren naar hun eigen gekakel. Op die ene man na dan. Het leek wel of mijn gekraai hem in één klap wakker schudde. Hij schrok zichtbaar en tuurde angstig naar de man die vastgebonden in het midden van de binnenplaats stond. Vervolgens sloeg hij zijn ogen neer en liep weg in de richting van de uitgang, of beter gezegd, hij rende weg alsof hij door iets of iemand achterna werd gezeten.
Ik ben de man nieuwsgierig fladderend gevolgd en zag hoe hij aan de rand van het park op een bankje neerplofte. Zijn schouders schokten en hij huilde bittere tranen. Ik hoorde hem praten over spijt en schaamte. Hij sprak tegen niemand in het bijzonder of het moet zijn dat hij zijn God aansprak. Zo hoorde ik stukje bij beetje flarden van zijn geschiedenis. En het moet gezegd, het was geen fraaie geschiedenis. Langzaamaan begon ik iets te begrijpen van zijn tranen. Langzaamaan werden zijn tranen de mijne.
Nadat ik het verhaal had aangehoord, liep ik met gebogen hoofd terug naar mijn hok. Er stond mij wat te doen. Het was tijd om schoon schip te maken voordat ik een nieuwe morgen zou kraaien.
Mocht u 's ochtends een keer ruw gewekt worden door het kraaien van een haan, verwens dan niet het dier maar bedenk aan wie u vergeving kunt vragen of wie u vergeving kunt schenken. Want naar vergeven zonden, kraait geen haan.

 

 

 


Alle artikelen/ interviews te lezen in: In de Media


 


Welkom op de site van Frits Jongboom!

Home Contact